Technisch mogelijke doorzet uitgangspunt, zorgvuldige besluitvorming
- Als er geen beperking van de doorzet in de vergunning is opgenomen moet worden uitgegaan van de technisch mogelijke doorzet, in dit geval meer dan 1500 m3.
- Als er kwetsbare objecten binnen een straal van 25 meter van het vulpunt liggen is er sprake van een urgente saneringsituatie, ook indien de doorzet niet is vastgelegd. Hier was geen nadere risico-analyse voor noodzakelijk.
- Bij een verzoek tot gedeeltelijke intrekking en verplaatsing van het vulpunt was het in dit geval onzorgvuldig om de vergunning in te trekken voordat op het verzoek om wijziging van de vergunning is beschikt. Het besluit wordt vernietigd omdat het onzorgvuldig is genomen.
Relevante overwegingen
2.5. Het college is er bij de vraag of sprake is van een saneringssituatie als bedoeld in artikel 17 van het Bevi vanuit gegaan dat het gaat om een tankstation met een doorzet van lpg van minder dan 1.500 m3 per jaar. Dit omdat de doorzet van lpg feitelijk gezien onder deze waarde zou liggen. De maximale doorzet is in de milieuvergunning niet expliciet gelimiteerd. Uit de milieuvergunning kan ook verder geen beperking van de doorzet tot 1.500 m3 worden afgeleid. Technisch maken de vergunde installaties een doorzet van 1.500 m3 of meer lpg per jaar mogelijk. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 april 2008 in zaak nr. 200708288/1) dient dan van de toepasselijkheid van artikel 17, eerste lid, van het Bevi uit te worden gegaan.
Echter, nu niet valt in te zien dat bij een onbepaalde - dus mogelijk hogere doorzet dan 1.500 m3/jaar - sprake zal zijn van een lager plaatsgebonden risico dan bij een doorzet van maximaal 1.500 m3/jaar, kan ook zonder nadere risico-analyse worden gesteld dat sprake is van een urgente saneringssituatie. Het standpunt van het college dat het plaatsgebonden risico, veroorzaakt door de vergunde inrichting, hoger is dan 10-5 per jaar komt de Afdeling niet onjuist voor. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de inrichting, voor zover het de exploitatie van het lpg-station betreft, ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt.
2.6. Voor zover [appellante] betoogt dat de gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning te ver gaat, omdat de ontoelaatbare situatie ook anders dan door middel van de gedeeltelijke intrekking zou kunnen worden beëindigd, overweegt de Afdeling als volgt.
2.7. Vast staat dat als de doorzet in de milieuvergunning enkel zou worden gelimiteerd tot minder dan 1.500 m3 per jaar, niet wordt voldaan aan het afstandsvereiste van 25 meter, dat voortvloeit uit artikel 17, tweede lid, van het Bevi, in samenhang met de Revi.
Het college heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer redelijkerwijs geen oplossing biedt, omdat dermate ingrijpende wijzigingen van de milieuvergunning nodig zouden zijn, dat daardoor de grondslag van de aanvraag om de milieuvergunning zou worden verlaten.
2.8. Met betrekking tot het betoog van [appellante] dat het college miskent dat de ontoelaatbare situatie kan worden opgelost door inwilliging van haar aanvraag om een veranderingsvergunning om, naast de doorzet tot minder dan 1.500 m3 per jaar te limiteren, het vulpunt te verplaatsen, en dat het college het gedeeltelijke intrekkingsbesluit ten onrechte reeds heeft genomen, terwijl nog niet definitief op deze aanvraag is beslist, overweegt de Afdeling in de eerste plaats dat in de onderhavige zaak geen besluit tot weigering van de aangevraagde veranderingsvergunning ter beoordeling staat, maar het besluit tot gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning. Echter door de milieuvergunning, voordat op de ontvankelijke aanvraag om een veranderingsvergunning is beslist, gedeeltelijk in te trekken, heeft het college de belangen van [appellante] bij een besluit op de desbetreffende aanvraag onvoldoende betrokken. Het bestreden besluit is dan ook strijdig met het algemene rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen.
vindplaats:
200802364/1 Hoogeveen 4 februari 2009