Akoestisch rapport wegverkeerslawaai Wgh
De basis voor de wijze van uitvoering van akoestisch onderzoek staat in afdeling 2 van Hoofdstuk VIIIa van de Wet geluidhinder (Wgh). De artikelen in deze afdeling bevatten ook de grondslag voor het vaststellen van reken- en meetvoorschriften.
Het 'Reken- en meetvoorschrift geluid 2012' (hieronder RMV 2012) bevat voorschiften voor wegverkeer in het kader van de Wet geluidhinder. Er is onder andere vastgelegd hoe en onder welke omstandigheden optredende geluidsniveaus worden vastgesteld.
Deze pagina gaat over wegverkeerslawaai voor situaties in het kader van de Wet geluidhinder:
- Algemene eisen akoestisch onderzoek;
- Specifieke eisen voor wegen;
- Bepaling equivalent geluidsniveau vanwege een weg;
- Bepaling equivalent geluidsniveau vanwege een weg op de geluidplafondkaart.
Algemene eisen akoestisch onderzoek
In Hoofdstuk 1. Algemeen van het RMV 2012 staat een aantal basiseisen aan het akoestisch onderzoek.
Verslaglegging akoestisch onderzoek (artikel 1.2)
De resultaten van een akoestisch onderzoek worden vastgelegd volgens Hoofdstuk 1 van Bijlage I. Voor de verschillende bronsoorten gelden enkele specifieke eisen. Die voor weg staan in § 4, voor spoorweg in § 5 en voor industrie in § 6 van dit hoofdstuk.
Afrondingsregels (artikel 1.3)
De afrondingsregels die in het algemeen gelden, zijn:
- De waarde van de geluidsbelasting dat is verkregen door berekening of door meting: Deze waarde wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal. Bij een halve eenheid wordt afgerond naar het even getal (eerste lid).
- Bij het verschil tussen twee geluidsbelastingwaarden wordt de afronding wordt alleen toegepast op het resultaat van de berekening van het verschil (tweede lid). Dit wijkt af van het eerste lid.
Er is een afwijkende afrondingsregel opgenomen in artikel 3.6. Deze geldt voor de berekening van het akoestisch effect van een wijziging van een weg (reconstructie).
Cumulatie (artikel 1.4)
Bij de vaststelling van hogere waarden wordt elke geluidsbron apart beschouwd. Bij een samenloop van verschillende geluidsbronnen wordt de gecumuleerde geluidsbelasting bepaald. Burgemeester en wethouders beoordelen of die geluidsbelasting niet zal leiden tot een onaanvaardbaar niveau. Pas dan kunnen zij voor de desbetreffende geluidsbron een hogere waarde vaststellen. Dit staat in artikel 110f Wgh.
In artikel 1.4 wordt aangegeven dat de gecumuleerde geluidsbelasting moet worden vastgesteld volgens Hoofdstuk 2 van Bijlage I. Bij de bepaling van de gecumuleerde geluidbelasting voor wegverkeersbronnen wordt de aftrek artikel 110g Wgh niet toegepast.
Invallend geluid (artikel 1.5)
Bij de bepaling van de geluidsbelasting ter plaatse van een gevel, wordt alleen rekening gehouden met het invallende geluid.
Specifieke eisen voor wegen
In Hoofdstuk 3 RMV 2012 staan voorschriften voor wegen voor situaties in het kader van de Wet geluidhinder. Bij dit hoofdstuk hoort Bijlage III RMV 2012. Enkele belangrijke punten vindt u hieronder.
De bepalingen Hoofdstuk 3 gelden voor (artikel 3.1):
- Toestaan van een geluidsgevoelige bestemming via een ruimtelijk besluit binnen de zone langs een weg. Dit geldt voor een weg die wel en die niet is aangegeven op de geluidplafondkaart.
- Aanleg / reconstructie van een weg die niet is aangegeven op de geluidplafondkaart.
- Saneringswoningen langs een weg die niet is aangegeven op de geluidplafondkaart.
Bepaling equivalent geluidsniveau vanwege een weg
Berekening Equivalent geluidsniveau (artikel 3.2)
Er zijn twee rekenmethodes voor de berekening van het equivalente geluidsniveau van wegen (Bijlage III): Standaardrekenmethode 1 (SRM1) en Standaardrekenmethode 2 (SRM2).
De bepaling van het equivalent geluidsniveau vindt in het algemeen plaats met SRM2 uit Hoofdstuk 2 van Bijlage III. Met SRM2 wordt de geluidsoverdracht spectraal berekend. Dit is essentieel voor een nauwkeurige berekening bij grotere afstanden en bij reflecties. Met deze methode wordt voor vrijwel alle situaties een betrouwbaar resultaat verkregen. Alleen voor heel bijzondere situaties kan een andere of aanvullende methode noodzakelijk zijn voor een juiste bepaling van het geluidsniveau.
Het tweede lid biedt de mogelijkheid om voor eenvoudige situaties SRM1toe te passen. Buitenstedelijke situaties met weinig objecten zijn vaak eenvoudig. SRM1 is een vereenvoudigde methode met een beperkt toepassingsgebied. De methode is beschreven in Hoofdstuk 1 Bijlage III. Bij eenvoudige situaties binnen het toepassingsgebied kan met een geringere inspanning ook een betrouwbaar resultaat worden verkregen. Met deze de methode kunt u ook snel de hoogte van het equivalent geluidsniveau in het algemeen inschatten.
Op basis van het derde lid is het toegestaan om het geluidsniveau te meten. Deze methode is opgenomen in Hoofdstuk 3 van Bijlage III. In het algemeen zal deze methode weinig worden toegepast, in tegenstelling tot beide rekenmethodes.
Spoorweg als onderdeel van een weg (artikel 3.3)
Onder dit artikel vallen tram- en metrosporen die onderdeel zijn van een weg en sommige vrijliggende metrotrajecten. Het equivalent geluidsniveau vanwege een weg met een spoorweg als onderdeel van die weg wordt als volgt bepaald:
- Bereken het equivalente geluidsniveaus van het wegverkeer volgens hoofdstuk 3.
- Bereken het equivalente geluidsniveaus van het spoorverkeer volgens de regels van Hoofdstuk 4.
- Tel de resultaten van deze berekeningen bij elkaar op en reken de uitkomst om naar de geluidsbelasting.
- Pas de aftrek uit artikel 3.4 toe op de geluidsbelasting.
- Toets de geluidsbelasting aan de normen voor wegverkeerslawaai.
De normen voor een weg zijn lager dan de normen voor een spoor. De toepassing van de aftrek uit artikel 3.4 op óók het spoorgeluid compenseert in het algemeen de toepassing van de lagere normstelling voor wegverkeer op spoorverkeer.
Aftrek artikel 110g Wgh (artikel 3.4)
Op de geluidsbelasting vanwege een weg wordt volgens artikel 110g Wgh een aftrek toegepast. Deze aftrek bedraagt:
- Voor wegen waar de representatieve snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer is:
- 4 dB als de geluidsbelasting zonder aftrek 57 dB is.
- 3 dB als de geluidsbelasting zonder aftrek 56 dB is.
- 2 dB voor andere waarden van de geluidsbelasting.
- 5 dB voor de overige wegen
- 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wet geluidhinder (borging binnenwaarden).
Volgens dit artikel wijzigen de hoogte van de aftrek hierboven per 1 juli 2018. Deze datum is gerelateerd aan de Omgevingswet. Maar deze wet zal niet per 1 juli 2018 in werking treden. Om deze reden is dit artikel 3.4 op dit punt gewijzigd (pdf, 251 kB). De aftrek blijft dus ook na 1 juli toepasbaar.
Wegdekcorrectie lichte voertuigen bij 70 km/u (artikel 3.5)
Uit onderzoek bleek dat het mogelijk is een veel specifiekere schatting van de effecten van het Europese bronbeleid te maken dan artikel 3.4 doet. Dat komt doordat inmiddels besloten is tot aanscherping van de geluideisen aan banden. Daarnaast zijn er vergevorderde voorstellen voor aanscherping van de geluideisen aan voertuigen. Er is dus voor deze onderdelen nu inzicht in de details van de technische wijzigingen in de geluideisen. Hierdoor is het nu mogelijk een veel nauwkeurigere voorspelling te maken van het effect van het Europese bronbeleid. Dit geldt vooral voor wegen met snelheden van 70 km/uur en hoger. Dit effect is met artikel 3.5 zichtbaar via een aanpassing van de wegdekcorrectie bij de bepaling het equivalente geluidsniveau van wegen.
Wijzigen van een weg en afrondingsregels (artikel 3.6)
Bij een wijziging op of aan een aanwezige weg wordt het verschil in de geluidsbelasting bepaald. De uitgangspunten hiervoor zijn beschreven in dit artikel. Er zijn 4 verschillende situaties/getallen noodzakelijk voor de bepaling van een reconstructie:
- Vastgestelde hogere waarde in dB (artikel 3.6, lid 1);
Rekenen met het afgeronde getal van de hogere waarde, zoals deze is vastgesteld. - Vastgestelde hogere waarde in dB(A) (artikel 3.6, lid 2);
Rekenen met onafgeronde waarde in dB volgens artikel 3.7. - Heersende waarde (artikel 3.6, lid 3);
Rekenen met de onafgeronde waarde van de geluidbelasting met toepassing van de artikelen 3.4 en 3.5. - Toekomstig maatgevende jaar (artikel 3.6, lid 4);
Rekenen met de onafgeronde waarde van de geluidbelasting met toepassing van de artikelen 3.4 en 3.5.
Bepaling equivalent geluidsniveau vanwege een weg op de geluidplafondkaart
Artikel 3.8 is van toepassing op de bepaling van de geluidsbelasting bij procedures (bestemmingsplannen) om woningbouw mogelijk te maken in de buurt van wegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart. De geluidproductieplafonds zijn in deze situatie de basis voor het akoestisch onderzoek. Deze plafonds zijn een goede maat voor de geluidproductie in het maatgevende toekomstige jaar.
Het eerste lid regelt dat de geluidbelasting in de omgeving het totaal is van de geluidbelasting vanwege alle delen van wegen op de plafondkaart. Ook de op- en afritten en verbindingsbogen zijn onderdeel van de rijksweg. Deze onderdelen zijn dus aangemerkt op geluidplafondkaart. Dit komt overeen met de beleving van hinder door omwonenden. Een omwonende zal immers bij rijkswegen de hele infrastructuurbundel als één bron ervaren: de rijksweg. In Hoofdstuk 5 van RMV 2012 wordt deze werkwijze ook gehanteerd bij het bepalen van de geluidsbelasting en de geluidproductie. Zo wordt geborgd dat de wegbeheerder en de gemeente op gelijke wijze de geluidsbelastingen bepalen.
Het tweede lid verplicht tot het hanteren van de brongegevens zoals vastgelegd in het geluidregister. Deze brongegevens zijn de basis voor de geluidproductieplafonds die gelden. Ze bevatten onder andere de ligging van de infrastructuur, verkeersgegevens, gegevens over het type wegdek, de plafondcorrectiewaarde en gegevens over afschermende objecten. De brongegevens zijn de basis van de beschrijving van de bron bij toepassing van de methoden uit Bijlage III. Daarmee houden alle ruimtelijke plannen rekening met de vastgestelde geluidproductieplafonds inclusief de plafondcorrectiewaarde. Dit artikel legt zo een harde relatie tussen geluidproductieplafond en de te hanteren geluidsbelastingen bij besluiten over ruimtelijke ontwikkelingen zoals de bouw van woningen.
Het is mogelijk dat de brongegevens over een situatie gaan die in werkelijkheid niet (meer) aanwezig is. Ook dan wordt uitgegaan van deze brongegevens bij de bepaling van de geluidsbelasting. Het geluidproductieplafond is namelijk maatgevend voor de geluidproductie die deze wegen mogen veroorzaken.
De brongegevens gaan alleen over de wegen. Dit betekent dat voor het akoestisch onderzoek gegevens over de omgeving moeten worden aangevuld. Zoals bodemgebieden, hoogten in het landschap, objecten zoals gebouwen en de geometrie rondom de bron zoals het talud. Daarnaast kan het nodig zijn geluidschermen en wallen toe te voegen. Bijvoorbeeld als bestaande afscherming niet in het register is opgenomen, of als de gemeente een nieuw geluidscherm overweegt voor het bouwplan.
Delen
Reken- en meetvoorschrift geluid 2012
- Hst. 1 Algemeen
> Bijlage I Akoestisch rapport - Hst. 2 Gezoneerde industrieterreinen
> Bijlage II - Hst. 3 Wegen Wgh
> Bijlage III - Hst. 4 Spoorwegen Wgh
> Bijlage IV - Hst. 5 Geluidproductie-plafonds (Spoor)wegen
> Bijlage V
> Bijlage VI Sanering - Hst. 6 Geluidwering gebouwen
- Hst. 7 Kartering
> Bijlage VII - Toelichting bij artikelen