5.7 Afwijken van de eisen
Deze pagina licht de belangrijkste mogelijkheden om af te wijken van de eisen voor oplosmiddeleninstallaties (afdeling 2.11 Activiteitenbesluit) toe. Deze afwijkingen zijn veelal beperkt tot een enkele activiteit met oplosmiddelen binnen een bepaald regime.
In deze handleiding staan in voetnoten onderaan de tabellen met grenswaarden per Regime enkele uitzonderingen en toelichtingen op de vermelde eisen.
Wettelijke basis
Artikel 2.28 van het Activiteitenbesluit noemt in tabel 2.28a per emissiewaarde en per activiteit enkele mogelijke uitzonderingen. Artikel 2.29 van het besluit en artikel 2.12 en 2.13 van de regeling noemen daarnaast enkele mogelijkheden voor het bevoegd gezag. Deze afwijkingen lijken breed toepasbaar op het eerste gezicht, maar zijn in de praktijk beperkt tot een enkele activiteit binnen een bepaald regime.
Grenswaarden aanpassen (Regime 2)
Afwijken diffuse-emissiegrenswaarde
Als de inrichtinghouder aantoont dat het voldoen aan de diffuse-emissiegrenswaarde technisch en economisch niet haalbaar is, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift een andere diffuse emissiegrenswaarde vaststellen.
Afwijken emissiegrenswaarden of diffuse-emissiegrenswaarden bij activiteit 8
Als de inrichtinghouder aantoont dat vrijkomende VOS niet beheerst kunnen worden afgevangen of uitgestoten, zoals in de scheepsbouw, en bij schilderen van vliegtuigrompen, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere emissiegrenswaarden of diffuse-emissiegrenswaarden vaststellen. Zie ook module C6: scheepsbouw- en reparatie (versie 2007) van het werkboek milieumaatregelen metalektro industrie.
Reductieprogramma: aanpassen vermenigvuldigingsfactor
De vermenigvuldigingsfactor (zie Regime 1) mag worden aangepast om rekening te houden met een aangetoonde stijging van het rendement bij het gebruik van vaste stoffen (Activiteitenregeling art 2.13 lid 3).