Jurisprudentie luchtkwaliteitsonderzoek
Op deze pagina staat relevante jurisprudentie over luchtkwaliteit, deelonderwerp: onderzoek.
Tot en met augustus 2016 heeft InfoMil de jurispudentie over luchtkwaliteit bijgehouden, daarna hebben we geen uitspraken meer toegevoegd.
Resultaten
Essentie: In plantoelichting moest de gemeente inzichtelijk maken:
- dat de luchtkwaliteit na realisering van het plan voldoet aan de grenswaarden, of
- dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
De gemeente had eerder wel berekeningen uitgevoerd. In de plantoelichting had de gemeente daar naar moeten verwijzen.
Essentie: Het bevoegd gezag heeft onvoldoende gemotiveerd, dat toekomstige emissies van bedrijven niet zullen leiden tot grenswaardenoverschrijdingen. Er is een nader (gekwantificeerde) onderbouwing nodig. Uit onderzoek naar de emissies van wegen bleek, dat ruimschoots aan de grenswaarden werd voldaan. Daarnaast motiveerde de gemeente, dat de uitbreidingsmogelijkheden van de zware industrie zeer beperkt zijn. Daarom is aannemelijk dat (toekomstige) emissies van bedrijven niet leiden tot grenswaardenoverschrijdingen. Deze stelling moest de gemeente nader onderbouwen, ook gezien de bezwaren van bewoners. Daarna heeft de gemeente alsnog kwantitatief onderbouwd, dat de emissies van bedrijven niet leiden tot overschrijding van grenswaarden. Maar de Raad van State vindt het onduidelijk in hoeverre de uitkomst van die berekening representatief is voor nabijgelegen woningen.
Essentie: Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten ook de luchtkwaliteitsgevolgen van een opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden beschouwd. Er moet immers onderzoek gedaan worden naar de gevolgen bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
Essentie: Bij de vaststelling van het wijzigingsplan hoeft geen luchtkwaliteitsonderzoek te worden uitgevoerd, omdat dit besluit niet genoemd is in de limitatieve opsomming van artikel 5.16 lid 2 Wm.
Essentie: In het moederplan zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit reeds afgewogen en is vastgesteld dat de bijdrage van het plan niet in betekenende mate (NIBM) is. Bij het vaststellen van het uitwerkingsplan is geen ruimte om alle gevolgen voor de luchtkwaliteit opnieuw af te wegen.
ABRvS 201109200/1/R3, 18 juli 2012 (Bestemmingsplan Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers, Veldhoven)
Essentie: Bij het opstellen van het bestemmingsplan moeten de effecten van een in de planregels opgenomen afwijkingsregeling al worden onderzocht
Essentie: Houdbaarheid onderzoeksgegevens: Ten tijde van de besluitvorming is een vernieuwde versie van het rekenmodel verschenen, maar vanwege de relatief geringe verschillen tussen de versies van het rekenprogramma en het feit dat de berekende concentraties ruim onder de grenswaarden liggen, volstaat het onderzoek.
Essentie:
- NSL: Het enkele feit dat de uitgangspunten van het NSL tijdens de looptijd mogelijk moeten worden bijgesteld, maakt het NSL niet in strijd met artikel 5.12 Wm. Hetzelfde geldt als de eerste uitkomsten van de monitoring van het NSL tegenvallen.
- Houdbaarheid onderzoeksgegevens: Het bevoegd gezag had bij de voorbereiding van het goedkeuringsbesluit moeten nagaan of het luchtkwaliteitsrapport van 1 jaar oud nog actueel was, omdat dat aangaf dat de concentratie NO2 dicht bij, en in één geval zelfs op de grenswaarde zou komen te liggen.
Essentie: Houdbaarheid onderzoeksgegevens: Dat een vernieuwde versie van het rekenmodel is verschenen, betekent op zichzelf niet dat de gehanteerde versie niet voldoende representatief en betrouwbaar is.
Essentie: Het bevoegd gezag had voldoende onderbouwd waarom het in deze situatie geen andere stoffen dan stikstofdioxide en fijnstof had getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Essentie: Gebruikte gegevens (ter vaststelling van de achtergrondwaarde voor luchtkwaliteit) moeten reproduceerbaar zijn.
Essentie:
- Het bevoegd gezag mocht zich bij de besluitvorming niet op het luchtkwaliteitsonderzoek baseren. Het bevoegd gezag kon de flinke verschillen in verkeersintensiteiten in twee luchtkwaliteitsrapporten niet verklaren, en daarom is het niet uitgesloten dat het onderzoek gebaseerd is op onjuiste uitgangspunten.
- Overgangsrecht luchtkwaliteit: op een ontwerpplan dat vóór 15 november 2007 ter inzage is gelegd is het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing, maar als dat plan vervolgens ná 15 november 2007 wordt vastgesteld, dan gelden daarop de bepalingen uit de Wet milieubeheer.
Essentie: Bij het luchtkwaliteitsonderzoek is terecht uitgegaan van het aantal bezoekers uit de vergunningaanvraag (aangevraagde capaciteit).
Essentie: Als op voorhand geen gevolgen voor luchtkwaliteit zijn te verwachten, dan is een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
Essentie: De gemeente heeft onvoldoende gemotiveerd dat de voorziene school niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtvervuiling. De stelling dat de luchtkwaliteit in de autonome situatie voldoet aan de grenswaarden zegt onvoldoende over de ruimte voor extra verkeersbewegingen.
Essentie: In de regel zal met een luchtkwaliteitsberekening aannemelijk gemaakt moeten worden dat een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan wel de grenswaarden niet overschreden worden.
Essentie: Het bevoegd gezag heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat door de verhoging en verbreding van de brug de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert.
Essentie: Gezien het beperkt aantal verkeersbewegingen van en naar de inrichting kon het bevoegd gezag stellen dat de emissies van fijnstof niet of nauwelijks zou toenemen.
Essentie: De voorgenomen planologische ontwikkelingen waren al in een eerder, (nog) niet gerealiseerd bestemmingsplan opgenomen; er is dus geen sprake van een nieuwe ontwikkeling en er is geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig.
Essentie:
- Er is geen rechtstreeks beroep op Europese richtlijnen over luchtkwaliteit aan de orde, want het enkele, niet nader onderbouwde, beroep daarop vormt geen aanleiding voor oordeel dat deze richtlijnen niet naar behoren in de Wet milieubeheer zijn omgezet.
- Het bevoegd gezag heeft onvoldoende gemotiveerd dat de op- en overslag activiteiten irrelevant zijn voor de luchtkwaliteit
Essentie: Een toereikende toelichting is nodig, als bij het luchtkwaliteitsonderzoek van andere aantallen voertuigbewegingen wordt uitgegaan als bij de beoordeling van de overige vormen van overlast van het verkeer ter plaatse.
Essentie:
- Saldering: er is geen sprake van het gelijk blijven van de luchtkwaliteit als er een verslechtering optreedt van het 24-uursgemiddelde fijnstof (PM10) met 1 dag.
- De Afdeling is er niet van overtuigd dat het bevoegd gezag in zijn luchtkwaliteitsonderzoek de juiste uitgangspunten heeft gehanteerd (bewoners hadden zelf een tegenonderzoek laten uitvoeren).
Essentie: Volgens een tegenrapport worden de grenswaarden voor luchtkwaliteit reeds in de autonome situatie overschreden. Die berekeningen zijn echter gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de grenswaarden overschreden zullen worden.
Essentie:
Zichtjaren: Het is gebruikelijk om berekeningen uit te voeren voor het jaar voorafgaand aan de ontwikkeling, het jaar waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden en een jaar dat ligt in de planperiode. Vanwege de dalende achtergrondconcentratie zal een beoordeling van de luchtkwaliteit in latere jaren niet leiden tot de conclusie dat de luchtkwaliteit zal verslechteren.
Essentie: Zichtjaren: in beginsel moeten luchtkwaliteitsonderzoeken een doorkijk bieden naar latere jaren, en zich niet beperken tot het jaar waarin de luchtkwaliteitsnormen van kracht worden. De verwachte autonome ontwikkelingen zijn daarbij van belang.
Essentie:
- Saldering: Wanneer een toename van de concentratie in het ene deel van het invloedsgebied wordt weggestreept tegen een afname van de concentratie elders binnen het invloedsgebied, is sprake van een saldering sub b (nu Wm art. 5.16 lid 1 onder b sub 2).
- Zichtjaren: Bij een luchtkwaliteitsonderzoek moet niet alleen gekeken worden naar het jaar van openstelling maar ook naar de jaren nadien.
Essentie: Het stedenbouwkundig plan en achterliggende verkeersgegevens vormen in deze situatie geen representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan.
Essentie: Hoewel het mogelijk is om in het bestemmingsplan via een ontheffing een zwaardere categorie bedrijven toe te staan, hoeft hiermee geen rekening gehouden te worden bij het luchtkwaliteitsonderzoek. Het is immers ook mogelijk dat bedrijven uit een lichtere categorie dan waar nu mee gerekend is, zich vestigen. Er is voldoende rekening gehouden met de maximale planologische mogelijkheden.
Essentie: Onzorgvuldige voorbereiding van het besluit, omdat niet inzichtelijk is of bij een representatieve maximale planologische invulling de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht zijn genomen, en onduidelijk is op welke punten de luchtkwaliteit is gemeten en berekend.
Essentie: In luchtkwaliteitsonderzoek bij bestemmingsplanwijziging moet het bevoegd gezag motiveren welke situatie representatief is voor de maximale planologische mogelijkheden van het plan (realistische inschatting van de bedrijfsinvulling).
Essentie:
- Het bevoegd gezag mocht ervan uitgaan, dat er voor andere stoffen dan PM10 en NO2 geen grenswaardenoverschrijding zou zijn.
- Het bevoegd gezag mocht in het luchtkwaliteitsonderzoek uitgaan van een gefaseerde realisatie van een bedrijventerrein, hoewel dit nog moest worden vastgelegd in een uitwerkingsplan (dat overigens ook weer getoetst zou moeten worden aan de luchtkwaliteit).
- Het bevoegd gezag hoefde in het luchtkwaliteitsonderzoek geen rekening te houden met ontwikkelingen, waarover nog geen concrete besluitvorming had plaatsgevonden.
- Het bevoegd gezag mocht bij zijn beoordeling uitgaan van een invulling van het plangebied die representatief is voor de maximale planologische mogelijkheden van het plan en hoefde niet uit te gaan van al hetgeen waarin het plan voorziet.
- Het bevoegd gezag heeft met ruime marges ten opzichte van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in 2015 en 2020 gerekend, en bovendien een onzekerheidsfactor van 2 ingebouwd in de berekende emissies; daarom mocht het bevoegd gezag ook rekening houden met een toekomstige emissiereductie.
Essentie: De zelfstandige gevolgen van een plan op de luchtkwaliteit moeten in beeld gebracht worden. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld om de effecten van de gewijzigde doorstroming van een weg en de effecten van de verkeersaantrekkende werking.
Essentie: Als gevolg van het plan neemt het verkeer verwaarloosbaar toe, in vergelijking met de totale verkeersbelasting ter plaatse. Daarom hoefde de gemeente geen verder onderzoek te doen naar de luchtkwaliteitsgevolgen van het plan.