ABRvS 201104198/1/R3, 29 augustus 2012 (Bestemmingsplan Harmelerwaard)
Essentie: Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten ook de luchtkwaliteitsgevolgen van een opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden beschouwd. Er moet immers onderzoek gedaan worden naar de gevolgen bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.
Toetsingskader: Wet milieubeheer (artikel 5.16)
Betreft: Besluit van gemeente Woerden (Raad) tot vaststelling van het bestemmingsplan "Harmelerwaard".
Relevante overwegingen:
2.5.4. Het bestreden besluit betreft de vaststelling van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.1 van de Wro. De raad heeft in dit geval in strijd met artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer de gevolgen voor de luchtkwaliteit van de in artikel 24, lid 24.10, van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet beoordeeld. Aan het vorenstaande kan de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2006, in zaak nr. 200600223/1, waarop de raad een beroep doet, niet afdoen, nu deze uitspraak niet, zoals hier aan de orde, ziet op een besluit waarop titel 5.2 van de Wet milieubeheer van toepassing is, maar op een besluit waarop het Blk 2005 van toepassing was. Ingevolge het Blk 2005 diende ook bij een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan de daarin opgenomen regels over luchtkwaliteit in acht te worden genomen. In het tweede lid van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer wordt de bevoegdheid tot vaststelling van een wijzigingsplan evenwel niet aangewezen als een in het eerste lid van dat artikel bedoelde bevoegdheid bij de uitoefening waarvan aan dat eerste lid moet worden voldaan. Daarom dient reeds bij de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek te worden gedaan naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. De omstandigheid dat, zoals de raad stelt, het exacte tracé van de weg bij de vaststelling van dit bestemmingsplan nog niet bekend was, maar dat pas bij de vaststelling van een wijzigingsplan zal worden doet aan het vorenstaande niet af. Het betoog slaagt.