2.1 Inleiding
Het vaststellen van de luchtemissie van een installatie is veelal gebaseerd op luchtemissiemetingen. Het kan hierbij gaan om metingen ter controle van emissie-eisen in wet- en regelgeving, controlemetingen van continue meetapparatuur of garantie- of opleveringsmetingen aan een luchtemissiebeperkende techniek. Afhankelijk van de grootte en het soort emissie is in wet- en regelgeving daarvoor een bepaalde meetsystematiek opgelegd, variërend van een afzonderlijke meting tot aan continue emissiemetingen.
Afzonderlijke (ofwel periodieke) metingen worden uitgevoerd door een meetinstantie die ter plekke eigen bemonsteringsapparatuur installeert en vervolgens de concentratie van bepaalde stoffen in het rookgas meet of de monsters opstuurt naar een laboratorium voor analyse. Omdat het bij afzonderlijke metingen om een momentopname gaat, is het van belang dat de bedrijfsvoering van de installatie tijdens de metingen representatief is. Vanwege de betrouwbaarheid en de representativiteit bestaat een meting meestal uit meerdere deelmetingen. Afzonderlijke metingen ter controle van continue meetsystemen worden parallelmetingen genoemd.
Continue metingen (bedrijfsmetingen) worden uitgevoerd door de eigenaar van de installatie met vast-geïnstalleerde apparatuur. Continue metingen met behulp van component-specifieke analysers worden ook wel aangeduid met de term Continuous Emission Monitoring System (CEMS). Een ander type continue meting is Predictive Emission Monitoring System (PEMS). PEMS is een emissiemodel dat wordt gebruikt als alternatief of backup voor een CEMS. Hierbij wordt de emissie berekend op basis van een aantal continu gemeten bedrijfsparameters. Dit kan door middel van een eenduidige relatie tussen de emissie en de bedrijfsparameters, of door middel van een neuraal netwerk, waarbij de relatie tussen de bedrijfsparameters en emissie niet eenduidig is.