Het verstoken van meerdere brandstoffen
Sommige ketels zijn geschikt voor het stoken van meerdere brandstoffen. Bij het stoken van meerdere brandstoffen zijn er twee verschillende situaties te onderscheiden.
Afzonderlijk stoken van verschillende brandstoffen
De hoofdregel is dat de emissiegrenswaarden van de op dat moment verstookte brandstof van toepassing zijn. Zo moet bij perioden van het verstoken van aardgas worden voldaan aan de emissiegrenswaarden voor aardgas. Bij het verstoken van een andere brandstof wordt aan de emissiegrenswaarde voor de deze brandstof voldaan.
Gelijktijdig stoken van verschillende brandstoffen
Bij gelijktijdig gebruik van verschillende brandstoffen in een ketelinstallatie geldt er voor respectievelijk zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en totaal stof (TSP) een emissiegrenswaarde die een gewogen gemiddelde van de afzonderlijke brandstoffen is. Dit staat in het Activiteitenbesluit, artikel 5.9, lid 1.
Het gemiddelde moet worden berekend naar het aandeel in de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen, volgens Activiteitenbesluit, artikel 5.9, lid 2:
- De totale warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen; dit is de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie die bij de verbranding vrijkomt.
- Welk aandeel in de totale warmte-inhoud van de toegevoerde brandstof wordt gestookt van elk van de gebruikte brandstoffen.
De grenswaarde (mg/m3) kan worden berekend aan de hand van de volgende formule:
Grenswaarde: ((SaA * VA * CA) + (SaB * VB * CB))/((SaA * VA) + (SaB * VB))
SaA : onderste verbrandingswaarde brandstof A
SaB : Onderste verbrandingswaarde brandstof B
VA : Verbruik brandstof A
VB : Verbruik brandstof B
CA : Emissiegrenswaarde brandstof A
CB : Emissiegrenswaarde brandstof B
Uitzondering
Een uitzondering geldt er voor stookinstallaties die deel uitmaken van een raffinaderij én die installatie destillatie- of omzettingsresiduen afkomstig van het raffineren van ruwe aardolie zelf verbruiken. Het maakt niet uit of dit in combinatie met andere brandstoffen gebeurt. Er kan voor zwaveldioxide in de vergunning een afwijkende emissiegrenswaarde worden opgenomen tot 500 mg/Nm3, volgens Activiteitenbesluit, artikel 5.9, lid 3).
De uitzondering is van toepassing voor bestaande grote stookinstallaties (met een vergunning van voor 30 oktober 1999) en geldt alleen voor de emissie van zwaveldioxide.