4.2.2 Afzonderlijke metingen
Afzonderlijke metingen richten zich op het vaststellen van de concentratie in het rookgas van een specifieke component, waarvoor een emissie-eis is vastgesteld. Tegelijkertijd moeten echter ook de benodigde referentiegrootheden, zoals het zuurstofgehalte, het vochtgehalte, de temperatuur en het debiet worden bepaald. Metingen moeten worden uitgevoerd bij representatieve bedrijfsomstandigheden (zie § 4.3 Representatieve bedrijfsvoering).
Een afzonderlijke meting bestaat uit een serie deelmetingen met afzonderlijke monsternames. Het aantal deelmetingen dat noodzakelijk is om voldoende inzicht te krijgen in de emissie hangt af van het emissiepatroon. Het minimum aantal deelmetingen is drie. De monsternemingsduur van een deelmeting bedraagt over het algemeen een half uur. Indien er sprake is van wisselende rookgasdebieten dient de rookgasconcentratie als debietgewogen gemiddelde te worden vastgesteld.
De meetresultaten moeten, na herleiding tot standaardcondities en referentie-zuurstofgehalte (zie § 5 Herleiding van meetgegevens) worden berekend als (half)uurgemiddelden en daarna geregistreerd.