Mengregel

De grenswaarden voor een afvalmeeverbrandingsinstallatie wordt met de mengregel bepaald. De basis is de verhouding tussen de verstookte afvalstoffen en de verstookte fossiele brandstoffen.

Artikel 5.23 geeft de formule van de mengregel. Cproces en Cafval zijn de grenswaarden in concentraties die voor het brandstofdeel en het afvaldeel gelden. De emissiegrenswaarde wordt bepaald door een gewogen gemiddelde te berekenen van het debiet. Voor afvalstoffen die in afvalmeeverbrandingsinstallaties worden verstookt is het specifiek rookgasvolume in Nm3 per GJ bijna gelijk aan die van de brandstof. Met het gewogen gemiddelde aan energie (GJ) kan de grenswaarde ook worden berekend. Dit komt overeen met de mengregel genoemd in paragraaf 3.2.1 en 5.1.1 (Activiteitenbesluit, artikel 3.10c en 5.9).

In veel gevallen is de mengregel de in de vergunning vastgelegde verhouding tussen afvalstoffen en fossiele brandstoffen. De benadering is goed te handhaven maar het kan bij de bedrijfsvoering ongewenst zijn. Een voorbeeld van zo'n situatie is een kolengestookte elektriciteitscentrale met een nageschakelde rookgasontzwavelingsinstallatie. De uitkomst van de mengregel kan vereisen dat een extra sproeibank in werking moet zijn om te voldoen aan de grenswaarde zwaveldioxide (SO2).

Een éénmalig berekende grenswaarde op basis van de vergunde bijstook zou betekenen dat ook over de tijd dat er niet wordt bijgestookt de extra sproeibank in werking moet blijven. Dan is het beter om de mengregel toe te passen door de daggemiddelde emissiegrenswaarden te berekenen op basis van de werkelijke (daggemiddelde) bijstook. Als meer brandstoffen in één installatie met afvalstoffen worden gestookt, wordt naar rato van de energie-input van de verschillende brandstoffen, één emissiegrenswaarde voor het brandstofaandeel berekend. Vervolgens wordt de mengregel toegepast.