Realiseren geluidsbronnen
Bestemmingen die als geluidsbron kunnen functioneren, kunnen onderverdeeld worden in:
- geluidsbronnen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh)
- geluidsbronnen meer algemeen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening
De Wgh is van toepassing bij de aanleg/wijziging van de volgende geluidbronnen:
- wegen (hoofdwegen én 30 km wegen of woonerven)
- spoorwegen (geen hoofdspoorwegen)
- gezoneerde bedrijventerreinen.
De Wro bevat geen lijst van geluidsbronnen. Als de Wgh niet geldt is het beoordelingskader een goede ruimtelijke ordening. Onder de Wro zijn meer geluidsbronnen relevant. Voorbeelden hiervan zijn 30 km-uur wegen, bedrijven (niet op een gezoneerd bedrijventerrein) speelplaatsen en hangplekken.
In deze paragraaf wordt niet ingegaan op de aanleg van hoofdwegen (spoor en weg). De aanleg van dergelijke hoofdwegen is in de Tracéwet geregeld, waarbij de beoordeling niet bij de gemeenten ligt.
Aanleg/wijzigen van een nieuwe weg (niet zijnde een hoofdweg of 30 km-uur weg))
Als in een bestemmingsplan de bestemming "Verkeer" voor de aanleg van een nieuwe weg (geen hoofdweg en geen 30 km-weg) wordt opgenomen is de Wgh van toepassing. Een onderzoek (artikel 77 Wgh) naar de akoestische gevolgen van de aanleg van een weg op de geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van die weg is dan nodig. Op basis van artikel 76 Wgh moet bij de vaststelling van het bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een weg worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde of eventueel vastgestelde hogere waarden.
NB. Bij een bestemmingsplan waarin sprake is van een wijziging van de indeling of inrichting van een bestaande weg moet onderzocht worden of er sprake is van een relevante akoestische verandering, de zogenoemde "reconstructie van een weg" (artikel 99 Wgh). Zie voor meer informatie "dossier Geluid, Functies/Activiteiten, Wijziging van een weg".
Gegevens in het bestemmingsplan
Maakt een bestemmingsplan een nieuwe weg (in principe ≥ 50 km/uur) mogelijk? Dan moet daarin de functie van de weg, het dwarsprofiel of het aantal rijstroken, of de as van de weg waarmee in het akoestisch onderzoek gerekend is (artikel 3.3.1 lid 1 sub b Bro) aangegeven worden. Dit kan op verschillende manieren, denk bijvoorbeeld aan:
- het opnemen van een tracé binnen een globale bestemming (bijvoorbeeld Wonen) door de aanduiding 'as van de weg' of het opnemen van een dwarsprofiel
- voor doorgaande wegen ('stroomwegen') kan de bestemming Verkeer (V) gebruikt worden, voor andere wegen (30 km-wegen) is het mogelijk de bestemming Verblijfsgebied (VB) te gebruiken
- het opnemen van de gebiedsaanduiding van de geluidszone (of milieuzone) langs een weg. Dit geldt met name bij een uitwerkingsplicht of wijzigingsbevoegdheid
Hogere waarde
Is voldoen aan de voorkeursgrenswaarde bij de aanleg van een nieuwe weg niet mogelijk? Dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde tot een maximale ontheffingswaarde, de zogenaamde hogere waarde (zie voor informatie over de procedure: "Procedure Besluit hogere waarden").
Het bevoegd gezag mag hogere vaststellen als het plan aan twee voorwaarden voldoet (artikel 110a, lid 5 Wgh).:
- de maatregelen (bron- en overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidsbelasting op de gevels, zijn onvoldoende doeltreffend, of;
- deze maatregelen ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeers- en vervoerskundige of financiële aard.
Ook bij een reconstructie van een weg kan het bevoegd gezag hogere waarden vaststellen. Vuistregel daarbij is dat de geluidsbelasting voor woningen door een reconstructie van een weg met niet meer dan 5 dB mag toenemen. Onder bepaalde voorwaarden is een grotere stijging van de geluidsbelasting acceptabel.
Aanleg/wijzigen van een nieuwe 30 km-weg of woonerf
Voor het aanleggen/wijzigen van een 30 km-weg of woonerf is de Wgh niet van toepassing. Toch kan een 30 km-weg voor een hoge geluidbelasting zorgen. Bijvoorbeeld door een relatief hoge verkeersdrukte aan (vracht)wagens in combinatie met bijvoorbeeld een klinkerbestrating. Bij de ruimtelijke planvorming zal dan de geluidbelasting op de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen beoordeeld moeten worden. Er zal beoordeeld moeten worden of bij de nieuw te realiseren weg sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat
In deze gevallen bestaat er geen wettelijk kader met een normeringstelsel. Het bevoegd gezag heeft ook niet de specifieke onderzoeksplichten uit de Wgh. Zij heeft de vrijheid om het onderzoek meer kwalitatief in te steken en toe te spitsen op de concrete situatie. Er kan bij de beoordeling worden aangesloten bij het toetsingskader van de Wgh.
Aanleggen en wijzigen van een gezoneerd bedrijventerrein
Als een bestemmingsplan wordt opgesteld voor een nieuw gezoneerd bedrijventerrein of een gewijzigd gezoneerd bedrijventerrein dan moet volgens de Wgh een geluidszone (de 50 dB(A)-contour) in het bestemmingsplan worden opgenomen. Deze geluidszone is gebaseerd op de "planologische" geluidbelasting van de bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein. De zone mag niet kleiner zijn dan de 50 dB(A)-contour van de geluidbelasting van de bestaande bedrijven.
Begrenzing industrieterrein
De begrenzing van een industrieterrein wordt bepaald door de bestemming van de gronden. Dit blijkt uit de definitie van “Industrieterrein in de Wgh (“terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen”).
Artikel 41, vierde lid Wgh bevat een mogelijkheid voor de gemeenteraad om de grens van een industrieterrein vast te leggen buiten het bestemmingsplan om. Dit lid is toegevoegd om de mogelijkheid te bieden om bestemmingsplannen “te repareren” (zie aanpassing Wgh bij invoering Chw).
Opheffen geluidzone
Het opheffen van een bestaande geluidzone kan alleen door het wijzigen van het bestemmingsplan in combinatie met het opheffen van het ‘bedrijventerrein' in de zin van artikel 1 Wgh. Het opheffen van een vastgestelde geluidszone kan bovendien alleen maar plaatsvinden als er zich op het bedrijventerrein geen grote lawaaimakers meer mogen vestigen en er geen grote lawaaimakers meer aanwezig zijn op het terrein (artikel 41 Wgh). Er is dan dus geen sprake meer van een gezoneerd bedrijventerrein zoals bedoeld in de Wgh.
Verbeelding bestemmingsplan
Geluidszones rond een bedrijventerrein moeten in een bestemmingsplan opgenomen worden als gebiedsaanduiding. In het SVBP2008 is bepaald hoe geluidszones op de verbeelding aangegeven moeten worden.
Verandering van de zone
Bij de bepaling van de ligging van de zone wordt over het algemeen uitgegaan van de "planologische" geluidbelasting. Dit is de geluidbelasting van de bestaande bedrijven op het gezoneerde bedrijventerrein plus de geprognosticeerde geluidbelasting van lege percelen en de geprognosticeerde groei van de geluidbelasting van bestaande bedrijven. De ligging van de 50 dB(A) contour is door de geprognosticeerde geluidbelasting van lege percelen en de geprognosticeerde groei van de geluidbelasting van bestaande bedrijven deels een planologische keus.
Wanneer in een gebied in transitie een kleinere geluidszone noodzakelijk is (bijvoorbeeld om woningbouw mogelijk te maken) dan kan er voor gekozen worden om een nieuwe kleinere zone vast te stellen op basis van de bestaande (vergunde) geluidbelasting van de bedrijven op het bedrijventerrein. Er wordt dan voldaan aan de vereisten van de Wgh. Ook worden de bestaande milieubelangen van bestaande bedrijven gerespecteerd. Het is nodig om in de toelichting van het bestemmingsplan de inperking van akoestische mogelijkheden van het bedrijventerrein te motiveren.
Aan de andere kant kan voor een ruimere zone gekozen worden als een uitbreiding van industriële activiteiten gewenst is. Hierdoor kunnen bestaande woningen als "nieuwe" woningen in de zone komen te liggen. Voor deze woningen moeten nieuwe hogere waarden worden vastgesteld of bestaande hogere waarden worden aangepast. Ook hiervoor is een motivatie nodig.
Bedrijf bij een geluidsgevoelige bestemming
Regelmatig komt het voor dat een bedrijf zich op een bepaald (niet volgens Wgh gezoneerd) perceel wil vestigen, waarbij deze vestiging in strijd is met het geldende bestemmingsplan. In deze situatie is de Wgh niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet aangetoond worden dat er sprake blijft van een aanvaardbare akoestische kwaliteit bij de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.
Daarnaast moet natuurlijk gekeken worden of het akoestisch mogelijk is om het bedrijf daar te realiseren. De VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)-brochure "bedrijven en milieuzonering" is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Wordt aan de richtafstanden van deze brochure voldaan dan kan in de meeste gevallen worden aangenomen dat het akoestisch klimaat bij de bestaande geluidsgevoelige bestemming(en) voldoende is en dat het bedrijf zich daar kan vestigen zonder vergaande voorschriften in het milieuspoor (in vergunning, of maatwerk in het Activiteitenbesluit).
Er moet in de akoestische beschouwing worden uitgegaan van wat binnen de nieuwe bestemming redelijkerwijs akoestisch mogelijk is en niet van een eventuele vergunningsaanvraag. Hoewel dit laatste vaak gebeurt, zal dit in de toekomst in het milieuspoor tot een knelpunt kunnen leiden als er een groot verschil is tussen wat nu aan activiteiten wordt aangevraagd en wat in principe binnen de bestemming mogelijk is. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Wordt (de ruimere) bestemming "uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media" (SBI-code 22) mogelijk gemaakt, dan geldt op basis van de VNG-brochure een grootste richtafstand van 100 meter. Wordt specifieker bestemd, namelijk "uitgeverijen, kantoren" (SBI-code 221) geldt een richtwaarde van 10 meter. Het is dus ook een afweging tussen een meer flexibel of specifiek bestemmingsplan.
Zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure niet haalbaar en is de vestiging van het bedrijf toch gewenst, dan is een verdere akoestische onderbouwing nodig voor de bestemmingsplanwijziging. De VNG-publicatie geeft hiervoor een stappenplan in bijlage 5.3). Hierbij kunnen de toetsingskaders van het milieuspoor gehanteerd worden (hoofdstuk 4 van de "Handreiking voor vergunningplichtige inrichtingen" of het Activiteitenbesluit voor inrichtingen die daaronder vallen). Omdat in redelijkheid uitgegaan moet worden van de akoestische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zullen alle geluidsbronnen van dat perceel in de afweging worden meegenomen. Krijgt een perceel bijvoorbeeld de bestemming "horeca" en er is een buitenterras mogelijk? Dan zullen ook geluidsbronnen als onversterkte muziek of menselijk stemgeluid in de beschouwing moeten worden meegenomen. (Ook al worden deze in het milieuspoor in een aantal gevallen niet getoetst.) Dergelijke bronnen kunnen namelijk een grote invloed hebben op het akoestisch klimaat. In het ruimtelijk spoor zijn er keuzes mogelijk die dit klimaat beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de locatiekeuze.
Maatregelen in bestemmingsplan
Heeft een nieuwe bestemming "bedrijf" in eerste instantie een te grote negatieve invloed op geluidsgevoelige bestemmingen? Dan kan met gebruiksvoorschriften in een bestemmingsplan het akoestisch klimaat bij geluidsgevoelige bestemmingen alsnog beschermd worden. Een voorbeeld hiervan is dat bij een bestemming horeca via het bestemmingsplan vanwege overlast van menselijk stemgeluid een buitenterras niet mogelijk wordt gemaakt. De buitenruimte krijgt dan geen bestemming 'horeca' maar bijvoorbeeld 'erf'.