Opslag ontplofbare stoffen bij defensie

In paragraaf 3.4.10 van het Activiteitenbesluit en de -regeling zijn de eisen opgenomen over ontplofbare stoffen bij defensie. Deze paragraaf is van toepassing op het opslaan of bewerken van ontplofbare stoffen van de ADR klasse 1.1, 1.2, 1.3 of 1.4 bij defensie.

Algemene informatie over deze activiteit vindt u op de webpagina Ontplofbare stoffen of voorwerpen bij defensie-inrichtingen.

Munitie-QRA en Omgevingsbeperkte milieutoets (OBM)

Het opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen bij defensie kent een extern risico. Het toestaan van deze activiteit wordt daarom vooraf door het bevoegd gezag getoetst met een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.2a lid 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De OBM bestaat uit een toestemming of weigering. Het bevoegd gezag kan geen voorschriften aan de OBM verbinden (artikel 5.13a Bor).

De OBM wordt geweigerd bij het (artikel 5.13b Bor):

  • Ontstaan van een nieuwe inbreuk op de veiligheidszone(s)
  • Vergroten van een risico bij een bestaande inbreuk

Met een kwantitatieve risicoanalyse (munitie-QRA) wordt de samenhang tussen locatie en externe veiligheid geborgd. De munitie-QRA speelt een rol bij het uiteindelijk vastleggen van veiligheidszones in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Een munitie-QRA (artikel 1.21b1 Activiteitenbesluit) en OBM zijn verplicht bij het:

  • Oprichten van een opslagvoorziening met ADR klasse 1.1 of 1.2 of > 50 kilogram NEG van klasse 1.3
  • Uitbreiden hoeveelheid per opslagvoorziening ADR klasse 1.1 of 1.2
  • Uitbreiden hoeveelheid ADR klasse 1.3 per opslagvoorziening en na uitbreiding > 50 kilogram NEG
  • Veranderen van de bouwkundige staat van opslagvoorzieningen voor ADR klasse 1.1 of 1.2 of > 50 kilogram NEG van klasse 1.3

De munitie-QRA voldoet aan artikel 2.6.7, lid 5, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en artikel 2.2 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). De munitie-QRA wordt uitgevoerd met het softwarepakker RISK-NL en bestaat ten minste uit:

  • De hoeveelheid munitie en explosieve stoffen
  • Berekening van de effectzones (A-, B- en C-zone)
  • Bestaande objecten en bestemmingen binnen de effectzones (de norm voor de acceptatie van een bestaande inbreuk is voor het plaatsgebonden risico 10-5)
  • Groepsrisico

Bestaande situatie

Alle munitieopslagen en werkplaatsen van Defensie hebben al een munitie-QRA als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning. De eisen die aan een munitie-QRA zijn gesteld wijzigen niet. De huidige munitie-QRA blijft geldig tot Defensie een wijziging in hoeveelheid of bouwkundige staat aanvraagt en de OBM is verleend (artikel 3.54f Activiteitenbesluit).

Opslagvoorziening

In het Activiteitenbesluit (artikel 3.54g) zijn eisen opgenomen waaraan het opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen voldoet. Basis hiervoor is de munitie-QRA:

  • De veiligheidszones van de activiteit zijn niet groter dan die volgen uit de munitie-QRA
  • De hoeveelheden ADR klasse 1.1, 1,2 of 1.3 per opslagvoorziening is niet meer dan in de munitie-QRA
  • De bouwkundige staat van de opslagvoorzieningen is gelijk aan de munitie-QRA
  • Op elke opslagvoorziening is aangegeven welke hoeveelheid NEG per ADR klasse aanwezig mag zijn
  • Bij het samen opslaan van de ADR klassen 1.1, 1.2 of 1.3, is de totale hoeveelheid NEG niet groter dan de maximaal toegestane hoeveelheid van de klasse met de meest dominante effecten. Als de opslag van de ADR klassen 1.2 en 1.3 kan reageren als ADR klasse 1.1, is gezamenlijke hoeveelheid niet meer dan de toegestane hoeveelheid van de ADR klasse 1.1.

MP40-21

De eisen waaraan het opslaan of het bewerken van ontplofbare stoffen en voorwerpen bij Defensie moet voldoen, zijn vastgelegd in interne regelgeving van de Minister van Defensie, namelijk de MP40-21. Om te voorkomen dat de algemene regels afwijken van de interne Defensie-regelgeving wordt in de Activiteitenregeling direct verwezen naar de MP40-21 (artikel 3.71i en 3.71j). Er wordt alleen verwezen naar de bepalingen in de MP40-21 die invloed hebben op de externe veiligheid en onderwerpen die niet via andere wet- of regelgeving zijn geborgd.

In de Activiteitenregeling zijn geen bouwkundige eisen voor een opslag, munitiewerkplaats, beschermingswal of beschermingswand opgenomen. Deze bouwkundige aspecten zijn meegenomen in de munitie-QRA en daarmee verwerkt in de effectafstanden en veiligheidszones.

Vuurwerk en noodsignaal

In afwijking van het bovenstaande mag tot 25 kg in beslag genomen vuurwerk vergelijkbaar met consumentenvuurwerk opgeslagen worden in een PGS 15 opslagkast. Tot 50 kg noodsignaal van ADR klasse 1.3 mag ook worden opgeslagen in een PGS 15 opslagkast of een brandcompartiment met een brandwerendheid van 60 minuten (artikel 3.71j Activiteitenregeling).




NEG

N.E.G is het Netto Explosief Gewicht van de ontplofbare stof. Dit is het gewicht van de daadwerkelijke explosieve stof waarin het gewicht van de verpakkingen niet is meegenomen.