PGS 15 - Voorzieningen voor de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen
Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2016. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2011.
Hoofdstuk 5 is bedoeld voor de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen bij bedrijven of instellingen. Het gaat daarbij om gevaarlijke stoffen die voorafgaand of aansluitend aan transport buiten een reguliere PGS 15 opslagvoorziening verblijven. Opslaan van CMR-stoffen (zonder ADR-classificatie) in een voorziening voor de tijdelijke opslag is toegestaan, maar is niet verplicht.
Er is verschil gemaakt tussen:
- tijdelijke opslag ≤ 10.000 kg per brandcompartiment met deskundige
- tijdelijke opslag ≤ 10.000 kg per brandcompartiment zonder deskundige
- tijdelijke opslag ≤ 30.000 kg per brandcompartiment met deskundige
Als bedrijven meer dan 30.000 kg per brandcompartiment willen opslaan is maatwerk nodig. De basis voor maatwerk zijn de uitgangspunten en voorschriften van hoofdstuk 4.
Onderstaand de volgende onderwerpen uit Hoofdstuk 5:
Inleiding
Hoofdstuk 5 geldt voor het tijdelijk opslaan van verpakte gevaarlijke stoffen, buiten een reguliere PGS 15 opslagvoorziening.
De werkingssfeer van dit hoofdstuk beperkt zich tot de bedrijven actief in de transportketen. Het gaat daarbij om opslag voorafgaand of aansluitend op een transportbeweging. Dit wordt ook wel benoemd als "overslag" of "crossdocking". Het doel is om ladingen te hergroeperen voor verder vervolg in de logistieke keten (aansluitend transport, al dan niet onderbroken door reguliere opslag). Daarnaast zijn de verpakte gevaarlijke stoffen ADR verpakt en ongeopend.
Verpakte gevaarlijke stoffen voor gebruik binnen het eigen bedrijf of voor opslag voor een klant moeten worden opgeslagen in een reguliere PGS 15 opslagvoorziening.
Dit hoofdstuk geldt ook niet voor de (tijdelijke) opslag van gevaarlijke stoffen in (tank)containers. Voorschriften voor de opslag van (tank)containers geladen met gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in hoofdstuk 10.
Verpakte gevaarlijke stoffen in een geparkeerd transportmiddel, of de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in een reguliere opslagvoorziening volgens deze PGS vallen ook niet onder hoofdstuk 5. In een reguliere opslagvoorziening is namelijk al een acceptabel veiligheidsniveau gerealiseerd.
Toepassingsgebied
Hoofdstuk 5 geldt voor de tijdelijke opslag van verpakte gevaarlijke stoffen binnen de transportketen. Het gaat hierbij om de opslag voorafgaand aan of aansluitend op transport. Voor een (productie)bedrijf zonder opslagruimte maar met een expeditieruimte , welke gebruikt wordt voor het klaar zetten van verpakte gevaarlijke stoffen, gelden de voorschriften uit hoofdstuk 5 ook. Overslag van verpakte gevaarlijke stoffen bij een groothandel valt hier ook onder.
Hoofdstuk 5 is niet van toepassing op:
- ADR, verpakkingsgroep I
- ADR, Klassen 1, 2.3 en 7
- ADR, klasse 5.2 (m.u.v. LQ tot 1.000 kg)
- ADR, klasse 6.2, (m.u.v. UN 3291 en UN 3373)
- Gasflessen
- Verpakte gevaarlijke stoffen in geparkeerd transportmiddel
- CMR-stoffen (zonder ADR-classificatie). Opslaan van deze stoffen in een voorziening voor de tijdelijke opslag is wel toegestaan, maar is niet verplicht.
Als er behoefte is om genoemde stoffen tijdelijk op te slaan is instemming van het bevoegd gezag nodig. Aan de hand van de gevaareigenschappen wordt beoordeeld of extra maatregelen nodig zijn. Deze aanvullende eisen worden vastgelegd in de omgevingsvergunning of bij maatwerkvoorschrift volgens artikel 4.4d van de Activiteitenregeling.
Relatie tussen hoofdstuk 3 en hoofdstuk 5
In voorschrift 5.4.1 zijn voorschriften uit hoofdstuk 3 genoemd die ook gelden voor de tijdelijke opslag van gevaarlijke stoffen. Het gaat om de volgende verwijzingen:
- Voorschrift 3.2.4: Inpandig maximaal 2.500 kg verpakte gevaarlijke stoffen of maximaal 10.000 kg onbrandbare of niet brandonderhoudende ADR klasse 8 en/of 9 stoffen verpakkingsgroep II of III zonder bijkomend gevaar
- Paragraaf 3.4: gebruik opslagvoorziening
- Paragraaf 3.5: bodembeschermende voorzieningen
- Paragraaf 3.6: productopvang
- Paragraaf 3.7: stellingen en pallets
- Paragraaf 3.8: explosieveiligheid
- Paragraaf 3.10: verontreinigd hemelwater
- Paragraaf 3.11: verpakking en etikettering
- Paragraaf 3.12: blustoestellen
- Paragraaf 3.13: rook- en vuurverbod, veiligheidssignalering (m.u.v. voorschrift 3.13.3)
- Paragraaf 3.14: vakbekwaamheid
- Paragraaf 3.15: journaal en registratie
- Paragraaf 3.16: toegankelijkheid voor onbevoegden
- Paragraaf 3.17: vluchtroutes en noodverlichting
- Paragraaf 3.18: verwarming
- Paragraaf 3.19: arbo-voorzieningen (m.u.v. paragraaf 3.19.1 en 3.19.2)
Verschillende typen tijdelijke voorzieningen
In de paragrafen 5.5 en 5.6 zijn aanvullende voorschriften (ten opzichte van paragraaf 5.4) opgenomen voor de tijdelijke opslag tot ten hoogste 10.000 kg. Hierbij wordt nog onderscheid gemaakt in de aanwezigheid van deskundig personeel of niet.
≤10.000 kg per brandcompartiment met/zonder deskundig personeel
Per brandcompartiment zijn ten hoogste 10.000 kg gevaarlijke stoffen tijdelijk opgeslagen (als het brandcompartiment van een tijdelijke opslagvoorziening niet is uitgevoerd met een WBDBO van 60 minuten geldt de 10.000 kg per inrichting). Van deze 10.000 kg zijn ten hoogste 2.000 kg brandbare vloeistoffen (ADR klasse 3) aanwezig.
In een tijdelijke opslagvoorziening zijn ten hoogste 20.000 kg verpakte stoffen aanwezig waarvan:
- ten hoogste 10.000 kg verpakte gevaarlijke stoffen
o waarvan ten hoogste 2.000 kg ADR klasse 3 stoffen
Per brandcompartiment kunnen er meerdere tijdelijke opslagvoorzieningen aanwezig zijn. Per bedrijf kunnen er meerdere brandcompartimenten zijn met daarin verschillende tijdelijke opslagvoorzieningen.
Zonder deskundig personeel (paragraaf 5.5)
Elke tijdelijke opslagvoorziening heeft ten minste 3 wanden van minimaal 3 meter hoog met een brandwerendheid van ten minste 60 minuten. De stoffen in de voorziening liggen op ten minste 50 cm afstand van de open zijde en tot maximaal 50 cm hoogte onder de bovenrand. De wanden aan de buitenkant worden binnen 1 meter vrijgehouden en aan de open zijde 2 meter. Deze vrije afstand is duidelijk gemarkeerd. De afstand geldt niet als de wanden tegen de buitengevel van het brandcompartiment liggen.
Met deskundig personeel (paragraaf 5.6)
Gevaarlijke stoffen mogen alleen in deze tijdelijke opslagvoorziening liggen tijdens de aanwezigheid van deskundig personeel.
De tijdelijk opslagvoorziening bestaat uit een vak dat duidelijk is gemarkeerd en waar de verpakte gevaarlijke stoffen uitsluitend gedurende aanwezigheid van een deskundige (meestal betekent dit onder werktijd) verblijven. Binnen 2 meter rondom het vak zijn geen andere stoffen of brandbare gebouwonderdelen aanwezig. De afstand van 2 meter is duidelijk gemarkeerd.
Na het einde van de werkdag of tijdens sluiting van het bedrijf in het weekeinde of bij feestdagen moet alle gevaarlijke stoffen “regulier”worden opgeslagen volgens de andere hoofdstukken van de PGS 15.
≤30.000 kg per brandcompartiment met deskundig personeel (paragraaf 5.7)
Per brandcompartiment kunnen er meerdere tijdelijke opslagvoorzieningen aanwezig zijn. Per bedrijf kunnen er meerdere brandcompartimenten zijn met daarin verschillende tijdelijke opslagvoorzieningen.
Na het einde van de werkdag of tijdens sluiting van het bedrijf in het weekeinde of bij feestdagen moet alle gevaarlijke stoffen “regulier”worden opgeslagen volgens de andere hoofdstukken van de PGS 15.
Brandcompartiment
Per brandcompartiment zijn ten hoogste 30.000 kg gevaarlijke stoffen tijdelijk opgeslagen. Van deze 30.000 kg zijn ten hoogste 6.000 kg brandbare vloeistoffen (ADR klasse 3) aanwezig.
Eisen brandcompartiment
- WBDBO van 60 minuten
- > 2.000 kg ADR klasse 3 stoffen per brandcompartiment doormelding naar de Regionale Alarm Centrale (RAC)
- aanwezigheid handbrandmelder
- aanwezigheid twee 50 kg poederblussers
Tijdelijke voorziening
In een tijdelijke opslagvoorziening zijn ten hoogste 20.000 kg verpakte stoffen aanwezig waarvan:
- ten hoogste 10.000 kg verpakte gevaarlijke stoffen
o waarvan ten hoogste 2.000 kg ADR klasse 3 stoffen
Eisen tijdelijke opslagvoorziening
- overleg met brandweer en bevoegd gezag of aanvullende maatregelen nodig zijn
- gevaarlijke stoffen alleen aanwezig tijdens de aanwezigheid van deskundig personeel
- vakken van maximaal 100 m2 met duidelijke markering
- tussen vakken gangpaden van ten minste 3,5 meter of een wand met een brandwerendheid van 30 minuten.
Bij deze vorm van tijdelijke opslag is er sprake van vergunningplicht volgens Bijlage 1 onderdeel C categorie 4.4 onder j van het Besluit omgevingsrecht. Dit omdat er meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen tijdelijk opgeslagen worden per brandcompartiment.
Aanverwante stoffen en/of koopmansgoederen
In een tijdelijke opslagvoorziening mogen uitsluitend verpakte gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Daarnaast mogen aanverwante stoffen en/of koopmansgoederen aanwezig zijn. Dit mag dan in aparte of samengestelde zendingen.
LQ/EQ
Een aantal eisen aan de verschillende opslagvoorzieningen gelden niet als er uitsluitend gelimiteerde (LQ) en vrijgestelde hoeveelheden (EQ) aanwezig zijn die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voor de opslag tot ten hoogste 10.000 kg per brandcompartiment geldt de eis van 3 brandwerende wanden niet. Ook is de aanwezigheid van een deskundige niet vereist.
In hetzelfde brandcompartiment mag ten hoogste 30.000 kg uitsluitend LQ/EQ aanwezig zijn. Voor grotere hoeveelheden geldt maatwerk. Naast LQ/EQ mogen wel aanverwante stoffen en/of koopmansgoederen opgeslagen worden als ze qua verpakkingsgrootte (consumentenverpakking) vergelijkbaar zijn.
LET OP:
In voorschrift 5.4.9 is een foute verwijzing opgenomen. Voorschrift 5.5.2 (max. 2.000 kg ADR klasse 3) geldt wel voor LQ/EQ maar voorschrift 5.5.3 (de eis van 3 brandwerende muren) niet.
Wat is deskundig toezicht? (aantoonbaarheid)
In hoofdstuk 5 van de PGS 15 wordt verwezen naar deskundig personeel zoals bedoeld in voorschrift 3.14.1. De deskundige is in ieder geval voldoende vakbekwaam op het gebied van het omgaan met gevaarlijke stoffen en de bestrijding daarvan in geval van calamiteiten. Informatie over de vakbekwaamheid van de deskundige moet binnen de inrichting bekend en aantoonbaar zijn aan de hand van gevolgde relevante opleidingen of certificaten.
De deskundige is opgeleid met de relevante PGS 15 voorschriften aangevuld met een basiskennis gevaarlijke- en /of CMR-stoffen. Als dat voor het bestrijden van incidenten nodig is ook een BHV-opleiding waarin het opruimen van gevaarlijke- en /of CMR-stoffen is benadrukt. Kennis is alleen nodig van de in het bedrijf opgeslagen stoffen.