PGS 15 - Voorbeeld Ondergrenzen
Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2016. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2011.
Toepassing ondergrenzen PGS 15
Wanneer een combinatie van stoffen wordt opgeslagen waarvoor verschillende ondergrenzen gelden, moet de ondergrens voor de totale hoeveelheid naar rato worden berekend. Ter illustratie wordt een voorbeeld uitgewerkt.
Voorbeeld toepassing van ondergrenzen bij kleine hoeveelheden:
Aanwezig zijn:
- aceton, 20 liter, geen LQ, VG II
- natriumhydroxide-oplossing, 200 liter, geen LQ, VG III
Als er sprake is van verschillende stoffen waarvoor verschillende ondergrenzen gelden, wordt de ondergrens overschreden wanneer de uitkomst (U) van de volgende formule gelijk is aan of groter is dan 1.
waarin:
qx is de hoeveelheid van een bepaalde ADR-klasse in de desbetreffende
verpakkingsgroep, volgens de indeling in de eerste twee kolommen van Q, tabel 1.2;
Qx is de bij die ADR-klasse/verpakkingsgroep vermelde ondergrens volgens derde kolom van tabel 1.2.
Aceton is ingedeeld in ADR-klasse 3. De ondergrens voor stoffen van klasse 3, verpakkingsgroep II is 25 kg of liter. Er is 20 liter aanwezig, hetgeen overeenkomt met 80% van de geldende ondergrens.
Natriumhydroxide, zowel in vaste vorm als in opgeloste vorm, is een bijtende stof ingedeeld in ADR-klasse 8. Voor verpakkingsgroep III is de ondergrens voor de PGS 15 250 kg of liter. De aanwezige 200 liter komt overeen met 80% van de geldende ondergrens.
De formule wordt daarmee:
U = 20/25 + 200/250 = 1,6
De uitkomst van de formule is groter dan 1, wat inhoudt dat de PGS 15 van toepassing is en dat beide stoffen overeenkomstig de PGS 15 moeten worden opgeslagen.
Deze 'naar rato' berekening geldt niet voor gasflessen. De geldende ondergrens hiervoor is 125 liter (Activiteitenregeling artikel 4.6 lid 2 onder f).
Hoeveelheden van verpakte gevaarlijke stoffen en/of CMR-stoffen die de ondergrenzen niet overschrijden, moeten wel verantwoord worden opgeslagen. Dat wil zeggen dat opslag niet op de werkvloer mag plaatsvinden, tenzij het gaat om een hoeveelheid die als werkvoorraad kan worden aangeduid.
De ondergrenzen van de PGS 15 gelden niet per definitie voor de totaal in een inrichting aanwezige verpakte gevaarlijke stoffen van een bepaalde klasse. Afhankelijk van het karakter en de grootte van het bedrijf moet worden beoordeeld of de ondergrenzen voor de inrichting, voor aparte gebouwen binnen de inrichting of voor andere te onderscheiden eenheden gelden.
Het is denkbaar dat op diverse plaatsen binnen het bedrijf verpakte gevaarlijke stoffen worden bewaard in hoeveelheden beneden de ondergrens. Of een dergelijke situatie kan worden toegestaan moet in samenhang met het begrip werkvoorraad worden beoordeeld. Voorkomen moet worden dat verkapte opslagen ontstaan waarvoor geen PGS 15-opslagvoorzieningen zijn gerealiseerd. De noodzaak en functionaliteit hiervan zal door het bedrijf moeten worden aangetoond.
Stoffenoverzicht
Een overzicht van de opgeslagen stoffen is noodzakelijk voor een juiste toepassing van de PGS 15. Om een goede beoordeling te maken van de werkingssfeer van de PGS 15 is het van belang dat het bevoegd gezag en het bedrijf over een goed stoffenoverzicht beschikken.
Dit overzicht dient duidelijk aan te geven welke stoffen binnen de inrichting worden opgeslagen, welke categorie van het ADR van toepassing is en of het CMR-stoffen zijn etc. Om op een juiste wijze gebruik te maken van de PGS 15 mag een dergelijk overzicht niet ontbreken.