PGS 15 - Voorschriften voor de opslag van gasflessen

Dit is een oude versie van de PGS15, deze pagina wordt niet meer geactualiseerd. Kijk op de IPLO-website voor de actuele handleiding van de PGS 15 - versie 2021.

Let op: U bekijkt nu de handleiding PGS 15 versie 2016. Ga hier naar handleiding PGS 15 versie 2011.

Onderstaand de volgende onderwerpen uit Hoofdstuk 6 van de PGS 15:

Gasflessen inpandig

Het heeft de voorkeur om gasflessen buiten op te slaan. Dit vanwege het voorkomen van drukgolven die bij inpandige opslag kunnen ontstaan. Ook is een opslag van gasflessen in de buitenlucht beter bereikbaar voor hulpdiensten. In situaties dat inpandige opslag nodig is, is volgens voorschrift 6.2.19 van PGS 15 ten minste één wand een buitenmuur. In die wand is ten minste één deur aanwezig.

Geconditioneerde opslag

Good Manufacturing Practices (goede manier van produceren) is een kwaliteitsborgingssysteem voor de humane en veterinaire farmaceutische industrie, de cosmetische industrie en de voedingsmiddelenindustrie.

Gasflessen met medische en medicinale inhoud worden vanwege deze GMP eisen beschermd tegen weersinvloeden en dus inpandig opgeslagen.

Omdat het hierbij alleen gaat om inerte en oxiderende gassen mogen deze in afwijking van:

  • Voorschrift 6.1.1 (3.2.4) ook inpandig opgeslagen worden met een gezamenlijke inhoud groter dan 2.500 liter.
  • Voorschrift 6.1.1 (3.2.2) in een opslagvoorziening met alleen een brandwerendheid van 60 minuten van buiten naar binnen.

Opslagvoorziening

Voor een opslagvoorziening voor gasflessen gelden voor een groot deel de eisen uit hoofdstuk 3 van PGS 15. Gasflessen met een gezamenlijke waterinhoud van meer dan 125 liter worden in een opslagvoorziening opgeslagen. Hiervoor geldt een uitzondering voor gasflessen (dus ook gasflesbatterijen) die gezien worden als werkvoorraad en die zijn aangesloten op een verzamelleiding.

In een opslagvoorziening mogen geen andere zaken worden opgeslagen. Uitzondering hierop zijn de goederen die voor het beheer van gasflessen functioneel zijn, bijvoorbeeld een steekkar. Ook de opslag van lege gasflessen voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld aan de opslag van gasflessen.

Opmerking: In een lege gasfles kunnen nog restanten gas aanwezig zijn waardoor er nog steeds sprake kan zijn van gevaren. Als een gasfles geen  afsluiter meer heeft, wordt dit niet langer als een gasfles beschouwd, maar als een ijzeren cilinder. Er zijn dan geen gevaaraspecten meer, waardoor opslag volgens de eisen van de PGS 15 niet nodig is.

De voorschriften in paragraaf 6.2. gaan over afstandseisen en eisen aan de gevels waartegen gasflessen worden opgeslagen. Ook afstandseisen tot aan de grens van de inrichting en de afstand tot een bouwwerk of brandbaar object binnen de inrichting worden geregeld. Afwijken van de afstandseisen zoals genoemd in de voorschriften 6.2.5. en 6.2.6 kan als de maximale stralingsbelasting aantoonbaar niet hoger kan zijn dan 10 kW/m2.

Tussen een gasflessenopslag en de erfgrens, bouwwerken en brandbare objecten binnen de inrichting moet voldoende weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) aanwezig zijn. Het aanhouden van afstand draagt bij aan de vereiste WBDBO (zie tabel 6.1 van paragraaf 6.2 in PGS 15). Bij een WBDBO van 60 minuten kan de afstand in alle gevallen worden teruggebracht tot 0 meter. Bij een afstand van meer dan 10 meter vervallen de eisen over de WBDBO. De afstandseisen zijn verder afhankelijk van de totale inhoud van de gasflessen.

Als gasflessen tegen een gevel zijn geplaatst moet de gevel een brandwerendheid bezitten zoals in de volgende figuur is aangegeven.

20180716 DEF Gasflessenopslag tekening H6

Als de gevel lager is dan vier meter, dan geldt de eis voor de brandwerendheid tot aan de daklijn. Ramen, deuren of andere objecten in de gevel kunnen afbreuk doen aan de brandwerendheid. Door het aanbrengen van een brandwerend afdak of brandwerende zijschotten kan een situatie met gelijkwaardig veiligheidsniveau worden verkregen. De voorschriften zijn met name bedoeld om de gasflessen te beschermen tegen invloeden van buitenaf.

Andere relevante voorschriften voor de opslag van gasflessen zijn:

  • Gasflessen zijn tegen omvallen beschermd.
  • Natuurlijke ventilatie is steeds geborgd.
  • De totale waterinhoud van een gasflessenbatterij is niet meer dan 3.000 liter (voor giftige gassen ADR klasse 2 is dit maximaal 1.000 liter).
  • De vloer van de opslagvoorziening is niet lager dan omliggende vloeren en het maaiveld. De vloer is vlak en van onbrandbaar materiaal. Ook wordt voorkomen dat gas zich kan ophopen onder de vloer van de opslagplaats.
  • Het stapelen van gasflessen is alleen toegestaan als de constructie van de gasflessen hierin voorziet.
  • Gassen met vergelijkbare gevaareigenschappen zijn bij elkaar geplaatst.
  • Bij opslag van brandbare gassen die zwaarder zijn dan lucht (zoals propaan en butaan) is 5 meter afstand aangehouden tot kelderopeningen en aanzuigopeningen van ventilatiesystemen.
  • Van een inpandige opslagvoorziening is tenminste 1 wand een buitenwand. In die wand is tenminste 1 deur aanwezig. Doel van dit voorschrift is dat de brandweer de mogelijkheid heeft om bij brand de gasflessen van buitenaf te koelen of de gasflessen naar buiten/naar een veilige omgeving te brengen.
  • Volgens de PGS 15 is het niet nodig om gasflessen tegen weersinvloeden te beschermen. Reden hiervoor is, dat de risico's van gasflessen hoofdzakelijk worden bepaald door hitteaanstraling als gevolg van een brand in de omgeving. Weersinvloeden vormen een verwaarloosbaar risico.