Normen asbest binnenlucht

Vraag

Welke normen gelden voor asbest in de binnenlucht in voor mensen toegankelijke ruimtes?

Antwoord

Bij de beantwoording van deze vraag wordt onderscheid gemaakt in:

  1. een binnenruimte in een bouwwerk
  2. een binnenruimte die mogelijk besmet is geraakt met asbest als gevolg van bodemverontreiniging
  3. een binnenruimte waaruit asbest is verwijderd
  4. een binnenruimte waarin werknemers andere werkzaamheden dan asbestverwijdering uitvoeren en daarbij blootgesteld kunnen worden aan asbest.

Een binnenruimte in een bouwwerk

Na een asbestverwijdering mag de concentratie chrysotielvezels in de lucht niet hoger zijn dan 2000 vezels per m3. Deze waarde is van toepassing na asbestverwijdering in een containment en reiniging van dat containment. De concentratie amfibole asbestvezels mag niet hoger zijn dan 10.000 vezels per m3. Artikel 4.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is de grondslag voor deze waarde. De ruimte wordt vrijgegeven voor derden als hij voldoet aan de eisen uit het Arbeidsomstandighedenbesluit.

De Rijksoverheid wil de norm van 2000 vezels per m3 voor amfibole vezels en chrysotielvezels gelijktrekken. Men werkt daarom aan een nieuw Besluit die dit regelt. Dit Besluit moet zo snel mogelijk in 2015 van kracht worden.

Een binnenruimte die mogelijk besmet is geraakt met asbest als gevolg van bodemverontreiniging

De hoeveelheid asbestvezels in een binnenruimte die mogelijk besmet is geraakt met asbest als gevolg van bodemverontreiniging mag op grond van de Circulaire Bodemsanering (het Protocol Asbest) ten hoogste 1.000 vezelequivalenten per m3 lucht bedragen. Deze bepaling dient te worden uitgevoerd volgens de NEN 2991 “Lucht- Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt”. Alle asbestvezels worden bepaald, omdat deze methode onvoldoende onderscheid maakt in de oorsprong van de gemeten concentratie asbestvezels. Deze methode is niet geschikt als binnenshuis ook ander niet-hechtgebonden asbest aanwezig is (dus niet van bodemverontreiniging, maar bijvoorbeeld van de constructie).

Een binnenruimte waaruit asbest is verwijderd

Bepaalde sloopwerkzaamheden van asbest die op basis van de arboregelgeving in gedeeld worden in risicoklassen 2 of 3. In deze gevallen mag, nadat asbest is verwijderd in een containment en de arbeidsplaats is gereinigd, volgens artikel 4.46 van het Arbeidsomstandighedenbesluit de concentratie asbeststof in de lucht van een binnenruimte na visuele inspectie niet hoger zijn dan 0,01 vezel per cm3. Als de ruimte voldoet kan deze worden vrijgegeven voor derden. Controle van de asbestconcentratie in de lucht na asbestverwijdering vindt plaats volgens de NEN 2990. In deze norm zijn voorschriften opgenomen voor de visuele inspectie van de ruimte. Daarnaast is vastgelegd hoe in een containment of afgeschermde ruimte de vezelconcentratie in de lucht moet worden bepaald. De meting wordt uitgevoerd met fasecontrast lichtmicroscopie. Omdat met deze methode alle vezelvormige bestanddelen worden bepaald, moet erop worden gelet dat de meting kan worden verstoord door vezelvormige bestanddelen zoals papier en glaswol.

Sloopwerkzaamheden vallen onder risicoklassen 1 als uit een beoordeling blijkt dat de concentratie van asbeststof in de lucht tijdens het werk lager is dan of gelijk is aan de grenswaarde. Dit volgt uit het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hierin is ook de grenswaarde is 0,01 vezel per cm3, berekend over een referentieperiode van acht uur, opgenomen in artikel 4.46. Een containment is een constructie die de werkplek, waar de asbestsanering wordt uitgevoerd, afschermt van de omgeving en waarin een niveau van onderdruk en ventilatievoud in stand wordt gehouden ter voorkoming van de verspreiding van asbestvezels naar mens en milieu.

Een binnenruimte waarin werknemers andere werkzaamheden dan asbestverwijdering uitvoeren en daarbij blootgesteld kunnen worden aan asbest

In het Arbeidsomstandighedenbesluit werd tot medio 2006 onderscheid gemaakt tussen crocidoliet (blauw asbest) en de overige asbestsoorten. Sinds de wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt dit onderscheid niet meer gemaakt.

Sinds de wijziging behoort voorafgaand aan de sloop, op een aantal specifieke uitzonderingen na zoals vermeld in het Asbestverwijderingsbesluit 2005, een asbestinventarisatierapport te worden opgesteld. Hierin wordt opgenomen in welke van de drie risicoklassen de sloopwerkzaamheden worden ingedeeld. Het gecertificeerde asbestinventarisatiebedrijf bepaalt dit tijdens de asbestinventarisatie. In welke risicoklassen de werkzaamheden worden ingedeeld is afhankelijk van de concentratie asbeststof waaraan de werknemer tijdens het verwijderen van asbest naar verwachting wordt blootgesteld. Deze klassenindeling is bepalend of de werkzaamheden worden uitbesteed aan een gecertificeerd bedrijf of dat de werkzaamheden uitbesteed mogen worden aan een niet-gecertificeerd bedrijf. In geval de werkzaamheden vallen onder risicoklassen 2 en 3 is de blootstelling van werknemers aan asbeststof hoger dan de grenswaarde. Na afloop van deze werkzaamheden moet een eindbeoordeling plaatsvinden door een geaccrediteerd/gecertificeerd (inspectie)laboratorium. Dit is niet verplicht voor werkzaamheden die vallen onder risicoklasse 1, hierbij wordt tijdens het werk de grenswaarde niet overschreden. De indeling volgt uit de waarden opgenomen in artikel 4.44, 4.48 en 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit. In de arboregelgeving staan de specifieke eisen voor de werkzaamheden met asbest. De meetmethode is vastgelegd in de Arbeidsomstandighedenregeling.